5 redenen waarom we ons wél zorgen moeten maken over drones
Binnen een paar jaar tijd is het fenomeen ‘drone’ uitgegroeid van een technische curiositeit tot een maatschappelijk verschijnsel van betekenis. Tienduizenden Nederlands vliegen inmiddels hobbymatig of zelfs professioneel met een drone. Politici, wetgevers en handhavers hebben echter de grootste moeite om de ontwikkelingen bij te benen, en maken zich grote zorgen over onder andere de veiligheid van het luchtruim. Maar ondertussen staan de technologische ontwikkelingen niet stil en worden drones steeds volwassener. Moeten we ons nu wel of geen zorgen maken over de opmars van de drone?
In dit tweede deel van een tweeluik over de recente ontwikkelingen en wat deze betekenen voor het maatschappelijke debat over drones geeft Wiebe de Jager van Dronewatch vijf argumenten die onderstrepen waarom we ons wel degelijk zorgen moeten maken over de dronerevolutie. In het vorige deel, dat vorige week verscheen, noemde hij vijf ontwikkelingen die juist positief kunnen bijdragen aan de samenleving. Het is vervolgens aan de lezer om een conclusie te trekken.
Geen verplichte opleiding voor amateurs
De afgelopen jaren zijn drones behoorlijk betaalbaar geworden, en worden overal te koop aangeboden, van online winkels tot en met Bart Smit en de Media Markt. Het gaat daarbij om toestellen die soms wel een paar kilo wegen en die flinke schade kunnen aanrichten als het misgaat, om over persoonlijk letsel nog maar te zwijgen. Toch hoeft men geen vliegbewijs of een theoriecertificaat te halen voordat men hobbymatig met een drone in de weer gaat. En ondanks een publiekscampagne van de overheid zijn veel mensen nog altijd onbekend met de regelgeving voor drones, en (onopgemerkte) overtredingen zijn aan de orde van de dag.
Drones kunnen niet aan banden gelegd worden
Ook al voegen dronefabrikanten steeds meer veiligheidsmaatregelen toe aan hun drones, zoals geofencing om te voorkomen dat hun drones nabij vliegvelden kunnen opstijgen, al deze maatregelen kunnen relatief eenvoudig omzeild worden. Bovendien kunnen handige doe-het-zelvers ook prima zelf een drone in elkaar zetten, daarbij gebruik makend van kant en klare componenten die via buitenlandse webshops geleverd worden. Het is daarom onrealistisch om te verwachten dat beleidsmaatregelen zoals hoogte- of locatiebeperkingen via software-updates of verplichte toestellimieten opgelegd kunnen worden aan dronegebruikers.
Handhaving is schier onmogelijk
Los van het feit dat drones niet of nauwelijks aan banden gelegd kunnen worden, is ook de handhaving in de praktijk nauwelijks mogelijk. Zeker als de bestuurder van een drone zich wat verder weg bevindt is het bijna onmogelijk om te achterhalen wie een drone bestuurt die op een plek vliegt waar dat niet de bedoeling is. Mede doordat het bereik van zenders steeds groter wordt, tot wel een paar kilometer voor populaire modellen, wordt handhaving alleen maar lastiger. Bovendien beschikken veel handhavers helemaal niet over accurate de kennis van de dronewetgeving of de juiste apparatuur om bewijslast te verzamelen.
Aantasting van de privacy en spionage
Er zijn al civiele drones op de markt die camera’s hebben met 30x optische zoom. Dergelijke drones kunnen op vanaf grote hoogte gedetailleerde opnamen maken die een flinke inbreuk kunnen betekenen op de privacy van mensen. Ook ligt het gevaar van industriële spionage op de loer: vanuit de lucht kunnen opnamen gemaakt worden die vanaf grondniveau met een telelens niet mogelijk zijn. En mede omdat de bestuurder van de drone zich ook nog eens kilometers verderop kan bevinden is het ook nog eens zo goed als onmogelijk om de bestuurder van een spiedende drone op te sporen, als die überhaupt al opgemerkt wordt.
Kans op aanslagen door middel van drones
Wereldwijd vreest men voor een terroristische aanslag, uitgevoerd met drones. Want dat consumentendrones of zelfbouwdrones prima gebruikt kunnen worden om explosieven af te leveren of de vijand te bespioneren bewijst IS bijna dagelijks, onder andere in Syrië. Maar een drone zou door een terrorist ook prima uitgerust kunnen worden met bussen gifgas of radioactief materiaal, om deze lading vervolgens hoog boven een stad te verspreiden. De vraag is of een kwaadwillende drone op tijd gedetecteerd en onschadelijk gemaakt kan worden, ondanks de flink bloeiende anti-drone industrie. Daarmee is het waarschijnlijk slechts een kwestie van tijd voordat er in een Westers land een aanslag wordt gepleegd met een drone.
Conclusie
Aan bijna iedere nieuwe technologie kleven zowel voordelen als nadelen. Dat drones op talloze manieren positief ingezet kunnen worden, betekent niet dat (consumenten)drones geen ellende of overlast kunnen veroorzaken. De vraag is echter of die keerzijde van de dronerevolutie überhaupt valt in te perken. Hoe graag veel piloten, beleidsmakers en politici ook zouden zien dat het (recreatief) gebruik van drones verder aan banden gelegd wordt, kwaadwillenden zullen zich niets van welke maatregel dan ook aantrekken.
Beter is daarom om vooral onwetendheid bij het grote publiek tegen te gaan, bijvoorbeeld in de vorm van campagnes of een verplichte theorieopleiding en toestelregistratie bij aankoop van een wat grotere drone. Drones zijn er nu eenmaal en gaan niet meer weg, dus we kunnen maar beter zorgen dat we optimaal gebruik maken van de positieve mogelijkheden die drones bieden en ons niet teveel focussen op de negatieve aspecten.